Abiotische factoren

Abiotische factoren zijn invloeden uit de niet levende natuur die invloed hebben op levende organismen. Voorbeelden zijn:

  • Licht
  • Daglengte
  • temperatuur
  • Windsterkte
  • windrichting
  • Neerslag
  • Luchtvochtigheid
  • Zuurstofgehalte van het water
  • Zuurgraad van de bodem
  • Grondsoort
  • Reliëf
  • Grondwaterstand
  • Zoutgehalte van het water
  • Waterdiepte
  • Stroomsnelheid van het water
  • Golfhoogte

In de woestijn komen andere plantensoorten voor dan in de koude toendra. Dit hangt af van de temperatuur, neerslag en grondsoort.

Bepaalde planten kunnen niet tegen de grote temperatuur verschillen die er zijn in de Sahara. Overdag is het heel warm, maar ‘s nachts is het heel koud. Ook hebben de meeste planten water nodig, maar in de woestijn valt bijna geen neerslag. In sommige grondsoorten kunnen planten ook minder goed groeien. De grond is droog en onvruchtbaar en het bestaat vaak uit veel rotsen en zand. ‘s Nachts is de temperatuur veel lager dan overdag. Door het jaar heen is weinig verschil te merken qua temperatuurverschil. Er is maar één moment in het jaar wanneer het regent, dan komt er in één keer heel veel regen. 

 

Factoren koppelen aan dieren en planten

Neerslag: Cactus. Een cactus leeft in omstandigheden waar afwisseling is van droge en minder droge seizoenen. In de woestijn is lange tijd geen water en sommige soorten zijn daaraan aangepast.

Temperatuur: Woestijnspringmuis. Een woestijnspringmuis sluit zich overdag af voor de warmte en gaat ‘s nachts op zoek naar eten. Hij heeft geen water nodig, wat door de warmte in de woestijn ook bijna niet te vinden is. De temperatuur overdag in de woestijn is tussen de 25 en 45 graden. De woestijnspringmuis blijft overdag onder de grond omdat het te warm is. Hij kan dus blijkbaar niet tegen een temperatuur die zó hoog is, maar toch kan hij goed leven in de woestijn op zijn manier van leven. 

Grondsoort: Palm. Palmen kunnen alleen leven bij een grondsoort die doorlatend is. In de buurt van oases staan ze meestal. Daar is water, dus is de grond vruchtbaarder en minder droog. Hij kan dus alleen tegen een vochtige grond.

Links van afbeeldingen op deze pagina:

http://slideplayer.nl/slide/2185710/